Zij niet. De jas is wit. Prachtig wit, kan je haast
zeggen.
Zij is de dokter en ik ben de patiënt. De revalidatie-arts.
Een intake vertelt ze. Ze legt het allemaal uit. Helder en duidelijk. Wat gaan
de doelen worden tijdens het traject.
Ik weet nooit waar ik moet kijken als ik tegenover
iemand zit. Als ik de hulpvrager ben. Mijn ogen schieten nerveus heen en weer.
Focus, zeg ik tegen mezelf. Het lukt bij bijna nooit om
iemand in de ogen te kijken. Ik weet niet waar die tik vandaag komt. Toch kijkt
ze oprecht. Ze heeft heldere ogen.
Ze vertelt, ze vertelt een hoop. Ze vertelt goede dingen.
Allemaal dingen die waar zijn. Ze zijn zeker waar. Maar op de een of andere
manier overvalt me weer het gevoel alsof het niet over mij gaat. Alsof ik een
rol speel in dit toneelstuk. En als ik mijn rol goed uitspeel kan ik misschien nog
wel een ander rolletje krijgen. Later dan. Later als ik groot ben.
‘Hoe is je gemoedstoestand?’ Ze kijkt me geïnteresseerd
aan. Dat doet ze zeker. Ze schuift haar stoel weg van het computerscherm en
kijkt me aan. Ook dat is anders dan de artsen in het ziekenhuis. Zij hebben
waarschijnlijk ook moeite met oogcontact en kijken daarom vaak naar hun scherm.
Of naar iets anders. Als het maar niet de patiënt is.
Ze vertelt over rouwen. Rouwen alsof er iemand overleden
is. Het is het zelfde proces. Ik knik en murmel ja. Ik begrijp het ja.
Er mag ruimte zijn voor de emoties. Verdriet en boosheid.
Ik knik nog eens. En ik voel de scheur in mijn hart, alsof iemand heel hard op
een blauwe plek drukt. Ik huil niet.
Als er echt problemen ontstaan dan kan de psycholoog
verder helpen. Ik knik. Ik begrijp het allemaal.
Nee, het gaat verder goed. Ja soms verdrietig en boos. Maar nee, het gaat goed.
Of ik verder vragen heb? Het voelt als een sollicitatiegesprek. Een goede vraag stellen, geïnteresseerd over komen.
Ja, het doel van de revalidatie is duidelijk. Ik heb geen
vragen meer. We gaan ermee aan de slag.
Ja, alles is duidelijk.
Ik wou alleen maar,
Reacties
Een reactie posten